Bezette kust

Vanaf 1939 werden verschillende Europese landen door het Duitse leger onder de voet gelopen. Na de capitulatie van het Nederlandse leger op 15 mei 1940 waren de gevechten in Zuid-Holland voorbij. Het Duitse bestuur had er baat bij dat de bevolking het gewone leven weer zo snel mogelijk oppakte en de strijd zou vergeten. Toen de eerste bezettingstroepen in de provincie arriveerden kregen ze gedragsrichtlijnen waar ze zich aan dienden te houden. In het openbare leven moesten ze een onberispelijke houding en ijzeren discipline uitstralen. Een vriendelijk praatje maken met de bevolking was prima, maar geen gesprek over politiek gevoelige onderwerpen. Zo zou hun publiekelijk nette en neutrale optreden respect en vertrouwen opwekken. Op deze manier trachtten de nazi’s met het ‘bloedverwante’ Nederlandse volk te verbroederen. Dit lukte niet, integendeel zelfs, want na het eerste oorlogsjaar bleek dat de meeste burgers zich niet lieten knechten waarna de sfeer verslechterde en steeds meer onderdrukking volgde. Nog weer later leidde het verharde optreden van de bezetter tot onleefbare situaties.

Meidagen 1940, explosies aan de horizon. Duitse troepen wachten beneden de grote rivieren om Zuid-Holland binnen te trekken.

Goed soldatenleven

Tijdens het eerste bezettingsjaar was de verhouding tussen de bezetter en de Nederlandse bevolking over het algemeen niet vijandig. Ondanks de verduisteringsmaatregelen, avondklok, reisbeperkingen, verbod op hijsen van de vlag en andere restricties was het dagelijks leven aanvankelijk nog dragelijk voor de burgers, joodse mensen uitgezonderd. Voor de Duitse militairen waren de eerste jaren in ons land zelfs aangenaam te noemen. De dreiging van luchtaanvallen was nog niet zo groot en grondgevechten waren er niet. Van grote schaarste was ook nog geen sprake en producten die in Duitsland al op de bon waren stonden hier nog op de toonbank. De soldaten kochten met hun relatief hoge soldij nylons, fietsbanden en bonbons om op te sturen naar hun vriendin, vrouw of moeder in die Heimat. De Nederlandse economie draaide in het eerste oorlogsjaar op volle toeren.

In de kuststreek waren veel hotelkamers gedwongen aan militairen verhuurd die gewoon de geldende huurprijs betaalde. Sommigen vonden bij de bevolking thuis onderdak, weliswaar tegen een vergoeding, maar de woningeigenaar had geen keuze en de inbreuk op de privacy was groot. Om grote groepen manschappen te huisvesten vorderde de Ortskommandant ook scholen en verenigingsgebouwen. Tot 1942 verkeerden de Duitsers nog in een overwinningsroes. Het ene na het andere land werd overlopen en niets leek de eindoverwinning nog in de weg te staan, totdat de opmars aan het Oostfront stagneerde door de zeer strenge Russische winter van 1941 op 1942. Terwijl hun kameraden elders vochten leek de oorlog in ons land soms ver weg. De zomers waren uitzonderlijk mooi en zolang ze konden kopen wat ze wilden gaf hun diensttijd in Nederland veel jonge soldaten een vakantiegevoel.

De Duitse mascottehond zorgt voor vriendschap met Hollandse kinderen.

Vijfduizend kilometer kustbewaking

Vanaf medio 1940 vormde de duizenden kilometers lange kustlijn van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens de westgrens van het zogenaamde Derde Rijk van de nazi’s. Er was hier nog maar één dreiging: Groot-Brittannië. Vanaf dat eiland zouden de geallieerden kunnen terugslaan. Al direct na de verovering in mei 1940 bewaakten Duitse soldaten daarom de Nederlandse kuststrook, want ook hier zou een aanval kunnen plaatsvinden. Ze plaatsten bij de havens geschut en legden veldversterkingen aan zoals loopgraven, mitrailleurnesten en houten observatieposten. Te voet, met de fiets of te paard patrouilleerden de soldaten langs de stranden. Maar veel gevaar was er nog niet en de Duitsers dachten nog op korte termijn Engeland te verslaan. Voordat ze met operatie Seelöwe het land wilden binnenvallen was luchtoverwicht een vereiste. Toen de Luftwaffe de maandenlange luchtslag boven de Noordzee en het Kanaal met de Royal Air Force verloor had de invasie geen kans van slagen meer. Hitler verlegde zijn aandacht vervolgens naar het oosten. Begin 1941 trok een deel van de troepenmacht in het westen zich terug ter voorbereiding voor een aanval op de Sovjet-Unie. In juni van dat jaar viel de Wehrmacht met drie miljoen soldaten het land binnen. Na een razendsnelle verovering van grote gebieden liep een half jaar later de veldtocht vlak voor Moskou letterlijk vast in ijs en sneeuw.

Foto van een gecamoufleerde middelzware houwitser in de sneeuw, op de achterzijde de zin: ‘60 Kilometer vor Moskau, November 1941’.

Neue Westwall

Onder de nietsontziende aanvoering van Stalin wist het Russische leger zich in de winter van 1941 op 1942 te herpakken. Als gevolg van de hardnekkige tegenstand zou de strijd aan het Oostfront veel langer duren dan verwacht, waardoor er in het westen voor Duitsland een kwetsbare situatie ontstond. Op het moment dat de Britten ergens langs de westkust zouden aanvallen zou er op twee fronten strijd ontstaan. Die situatie moest hoe dan ook worden voorkomen want de Duitse krijgsmacht had hiervoor te weinig manschappen en materieel.

Hitler gaf daarom medio december het bevel tot de aanleg van de Neue Westwall. Dit plan behelsde een ruim zesduizend kilometer lange verdedigingslinie langs de kust van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens. Vooral strategisch belangrijke gebieden met havens, industrie en steden moesten beschermd worden tegen aanvallen vanaf zee en kregen daarom de hoogste prioriteit. De verdediging zou niet alleen bestaan uit veldversterkingen zoals loopgraven, schuttersputjes, mitrailleurnesten en observatiepunten, maar ook uit duizenden bunkers van gewapend beton. Deze Ständige Kampfanlagen waren met muren en een dak van minimaal twee meter dik bomvrij en vormden de ruggengraat van de verdediging. De commandanten aan de kust verkenden nauwkeurig hun inzetgebied om te bepalen waar, welke en hoeveel verdedigingswerken, geschut en manschapen moesten komen.

Houten verdedigingswerken moesten worden vervangen voor beton.

Kustlandschap

Het kustlandschap van Zuid-Holland is heel divers. Toen de Wehrmacht de kustverdedigingslinie wilde uitbouwen kreeg zij te maken met brede zandstranden, uitgestrekte duingebieden, dijken, rivieren, eilanden, havens en stedelijke bebouwing langs boulevards en kustwegen. Landinwaarts lagen vlakke polders met een nauw vertakt water- en wegennet en diverse steden en dorpen. Hier moest de infrastructuur van bruggen, spoorwegen, watergemalen, vliegvelden en industrie worden beschermd vanwege haar militaire of economische betekenis. Vooral de monding van de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland was als toegangspoort tot het Rotterdamse havengebied van strategisch belang. De havens waren de thuisbasis voor snelle torpedoboten en er vond overslag plaats van Zweeds ijzererts voor de Duitse oorlogsindustrie. Ook was het bestuurscentrum in Den Haag belangrijk om te beschermen. Door het dichte wegennet konden de geallieerden na een geslaagde landing vanaf hier snel oprukken richting het binnenland. Dat was moeilijker bij de eilanden in het Deltagebied die erg geïsoleerd lagen. Zo bepaalde de combinatie van geografie en het militaire en economische belang waar en hoeveel verdedigingswerken er nodig waren.

Bekistinghout, drie betonmolens en een nieuwe geschutsbunker nabij De Zilk. Op de achtergrond strandhindernissen in de vloedlijn.

Atlantikwall

Vanwege onvoldoende voorbereidingstijd en logistieke problemen werden in 1942 geen bomvrije zware bunkers gebouwd, maar bakstenen bouwwerken en bunkers van ‘slechts’ één meter dik beton. De structuur van de verdedigingslinie werd in grote lijnen wel duidelijk, maar het bood niet de gewenste bescherming tegen een aanval. Hitler vreesde steeds meer een invasie vanuit Engeland en zette daarom in de zomer van 1942 tijdens een conferentie over de kustverdediging nogmaals zijn ideeën uiteen. Vanaf augustus mochten alleen nog maar Ständige Bunker (St-bunkers) worden gebouwd en de linie moest zowel aanvallen vanuit zee als vanaf land kunnen weerstaan. Vanaf dat moment sprak men niet meer van de Neue Westwall, maar van de Atlantikwall. Deze naam had een grote symbolische en propagandawaarde. De Atlantische kust zou een ‘onneembare vesting’ worden die enerzijds de geallieerden afschrikte en anderzijds het Duitse moreel verhoogde. Het ambitieuze plan omvatte vijftienduizend St-bunkers langs de kust van Nederland tot Frankrijk. Denemarken en Noorwegen kregen een afzonderlijk bouwprogramma. De Organisation Todt die voor de oorlog in Duitsland belast was met de aanleg van de Autobahnen en de Westwall coördineerde het gigantische bouwproject. In de winter van 1942 bleek dat de realisatie door materiaal-, brandstof en personeelstekorten niet in enkele maanden mogelijk te zijn.

Prikkeldraadversperringen achter een mitrailleuropstelling.

Meer dan bunkers

Vanaf 1943 volgden verschillende bunkerbouwprogramma’s elkaar op en werkten voortdurend tienduizenden mensen aan een van de grootste bouwoperaties uit de 20e eeuw. Om militaire redenen werden in diverse kustplaatsen complete woonwijken gesloopt. Binnen enkele weken moesten in Den Haag, Katwijk en Hoek van Holland vele tienduizenden mensen evacueren. Het resultaat van alle inspanningen stemde veldmaarschalk Rommel echter niet tevreden. Deze ervaren veldheer was eind 1943 aangesteld als inspecteur van de Atlantikwall. Om de ondoordringbaarheid van de linie te vergroten voegde hij extra mijnenvelden en ontelbare versperringen in de vloedlijn toe. Achter de kuststrook werden akkers bezaaid met duizenden palen die, onderling verbonden met staaldraad, het parachutisten of vliegtuigen onmogelijk maakte te landen. Ook werden als verdedigingsmaatregel grote gebieden onder water gezet wat op Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee een volksverhuizing veroorzaakte.

Zo domineerden halverwege 1944 tienduizenden bunkers, honderdduizenden kilometers aan prikkeldraad en loopgraven, ontelbare veldversterkingen en allerlei soorten versperringen een desolaat kustgebied. Ondanks de jarenlange inspanning om de verdedigingslinie tot een onneembare vesting te maken doorbraken de geallieerden deze in enkele uren. Op 6 juni 1944 (D-Day) kwam na hevige gevechten een enorme troepenmacht in Normandië aan land. Ze rukte snel op richting het noorden en bevrijdde binnen vier maanden Noord-Frankrijk, België en het deel van Nederland onder de grote rivieren. Hier stokte eind 1944 de opmars. Tot de capitulatie op 10 mei 1945 bleef de Duitse bezetting van de Atlantikwall in de provincie Zuid-Holland paraat. Die laatste winter was door het nabije front grimmig en voor de bevolking de zwaarste periode van de oorlog. Door een groot tekort aan voedsel en brandstof stierven meer dan twintigduizend burgers in deze laatste oorlogswinter aan kou en ondervoeding.