De verdedigingsgebieden in Zuid-Holland

Freie Küste Zandvoort-Katwijk
De kuststrook ten noorden van de badplaats Noordwijk tot Stützpunktgruppe Zandvoort kreeg de aanduiding Freie Küste Zandvoort-Katwijk. Noordwijk zelf behoorde samen met Katwijk tot één verdedigingsgebied met de naam Katwijk. Militair strategisch lagen er geen kwetsbare doelen en objecten in of achter deze kuststrook, met uitzondering van het Radiostation Noordwijk Radio (Nora) dat in 1943 door de kwetsbare ligging werd verplaatst naar het binnenland. Het uitgestrekte reliëfrijke duinlandschap met weinig goed begaanbare wegen bood goede mogelijkheden voor de verdediging. De Duitsers konden dit deel van de kust dan ook verdedigen met relatief eenvoudige, kleine infanteriestellingen en een paar grotere steunpunten waaronder een forse nooit volledig afgebouwde geschutsbatterij: Heeres Küsten Batterie Hillegom.
Stützpunktgruppe Katwijk
Noordwijk en Katwijk vielen binnen één verdedigingsgebied dat een middelhoge prioriteit had binnen de Duitse kustverdediging van Nederland. Beide kustdorpen waren van belang vanwege de kwetsbare boulevards, de hier gelegen kleine havens en het vliegveld Valkenburg dat net achter de duinen lag. Beide dorpen liggen direct aan zee en de verdedigingslinie moest daarom in de bebouwing worden ingepast. De gevolgen waren groot. De boulevard van Katwijk werd met uitzondering van de vuurbaak en de toren van de Andreaskerk gesloopt tot een diepte van meer dan 100 meter. Noordwijk kwam er beter vanaf, de boulevard bleef grotendeels ongeschonden. Wel werden ook hier honderden bewoners geëvacueerd. Aan de zeezijde stelde de Wehrmacht aan de rand van beide dorpen groots uitgebouwde geschutsbatterijen op. Een zigzag-lopende tankgracht met aangrenzende steunpunten zorgde in het achterliggende bollen- en polderland voor bescherming in de rug. Waar de duinen begonnen, ging deze gracht over in betonnen tankversperringen zoals drakentanden, aspergeversperringen en tankmuren.
Freie Küste Katwijk-Scheveningen
De kuststrook ten westen van Wassenaar viel onder de zogenaamde Freie Küste Katwijk-Scheveningen. In dit gebied lagen geen militair of strategisch belangrijke doelen en objecten. Het uitgestrekte duinlandschap bood goede mogelijkheden voor de verdediging. Het had een sterke reliëfwisseling en maar weinig goed begaanbare wegen om het gebied te doorkruisen. Daarnaast lagen er door het hele duingebied kanalen voor de waterwinning die als tankgracht dienden. De Duitsers konden dit deel van de kust dan ook verdedigen met relatief eenvoudige, kleine infanteriestellingen en een paar grotere steunpunten bij de kwetsbare strandopgangen in de zeereep, zoals bij de Wassenaarse Slag. Een groot verbunkerd regimentshoofdkwartier lag aan deze goed begaanbare weg twee kilometer landinwaarts, te midden van het villapark Rijksdorp.
Stützpunktgruppe Scheveningen
Stützpunktgruppe Scheveningen verdedigde de stad Den Haag, Scheveningen en Kijkduin. Dit gebied kreeg een relatief hoge prioriteit in de kustverdediging. De kans op een invasie was hier reëel vanwege de aanwezigheid van de haven, het bestuurlijk centrum van Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart, de boulevards van Kijkduin en Scheveningen en de infrastructuur die vanaf de kust landinwaarts voerde. Aan beide zijden van Scheveningen stond daarom een kustbatterij opgesteld. Ook de boulevard werd geheel ontruimd en verruïneerd door de aanleg van betonnen bunkers en een lange, hoge tankmuur. Het ontbrak de Duitse bezettingsmacht echter aan middelen en mankracht om de hele stad binnen de grenzen van de verdedigingslinie op te nemen. De landzijde van de linie kwam daarom dwars door Den Haag te liggen. Voor de aanleg van steunpunten, het creëren van een vrij schootsveld en de aanleg van de tankgracht werden complete woonwijken gesloopt. Tienduizenden mensen moesten noodgedwongen hun heil elders zoeken. De slooplijn is in de stad nog steeds herkenbaar aan de waterlopen en andersoortige bebouwing.
Freie Küste Scheveningen-Hoek van Holland
Tussen de grenzen van twee groot uitgebouwde verdedigingsgebieden lag de kuststrook bij Ter Heijde. Slechts zes kilometer lang en met een relatief smalle duinenrij, maar zonder militair strategisch belangrijke doelen en objecten. Ondanks goed begaanbare wegen om in het achterliggende gebied door te stoten, bood het met talloze sloten en waterwegen doorkruiste polderland goede mogelijkheden voor de verdediging, zeker na het opblazen van bruggen. Een aan de kust doorgebroken vijand zou in het vlakke polderland zonder dekkingsmogelijkheid kwetsbaar zijn en flinke vertraging oplopen. De Duitsers konden dit deel van de kust dan ook verdedigen met relatief eenvoudige kleine infanteriestellingen.
Verteidigungsbereich Hoek van Holland
De grootste concentratie van bunkers in Nederland was gesitueerd rond de monding van de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland. Het vormde de toegangspoort tot de verder in het binnenland gelegen havens van Rotterdam. Daar had de Kriegsmarine een uitvalsbasis voor oorlogsschepen. Bovendien werd het voor de Duitse oorlogsindustrie onmisbare ijzererts vanuit Scandinavië via de Rotterdamse haven naar Duitsland verscheept. Zowel op de noord- als zuidoever werden talloze bunkercomplexen gebouwd, waaronder kust- en luchtdoelbatterijen. De twee zwaarste kustbatterijen van Nederland, met een schootsbereik van tientallen kilometers, stonden op het natuureiland De Beer. In het Westland gingen honderden huizen en kassen tegen de vlakte om ruimte te maken voor een dubbele natte tankgracht, met vrij schootsveld voor de vele steunpunten in het achterland van de Hoek. Samen met elf andere plekken langs de West-Europese kust werd Hoek van Holland op 19 januari 1944 door Hitler tot Festung verklaard; hier moest worden standgehouden tot de laatste kogel en man. Na de oorlog ontwikkelde de Rotterdamse haven zich in razend tempo. De kades en pakhuizen verdwenen uit het centrum van de stad en olieraffinaderijen en containerterminals vestigden zich dichter bij de kust. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het natuurgebied De Beer afgegraven om plaats te maken voor de Botlek, Europoort en Maasvlakte. Zo verdween een bijzonder eiland en het gehele zuidelijke deel van de voormalige Festung als gevolg van de economische vooruitgang.
Stützpunktgruppe Voorne
De waterwegen ten noorden en zuiden van het eiland Voorne boden toegang tot het achterland en moesten dan ook worden verdedigd. In de duinen van Oostvoorne tot Hellevoetsluis verrees een keten van steunpunten, waaronder drie geschutsbatterijen. Landinwaarts bood het Kanaal door Voorne, dat begin 19e eeuw in een rechte lijn van het Haringvliet tot de Maas was gegraven, de Duitsers een ideale hindernis om een aanval vanaf landzijde tegen te houden. De twee oude vestingsteden Brielle en Hellevoetsluis vormden ook onderdeel van de verdediging. De stadswallen waren voorzien van talloze bouwwerken en veldstellingen en de toegangen konden met enorme betonnen obstakels in een mum van tijd worden afgesloten. Karakteristiek voor Voorne zijn de hier gebouwde radarcomplexen van de Luftwaffe. Diverse grote en kleine radars speurden ’s nachts het luchtruim af naar geallieerde bommenwerpers. Bij detectie werden Duitse jachtvliegtuigen naar de nietsvermoedende toestellen geleid om het gevecht in de lucht aan te gaan. In het laatste oorlogsjaar werden omvangrijke gebieden onder water gezet ter voorkoming van geallieerde luchtlandingen.
Stützpunktgruppe Goeree
Stützpunktgruppe Goeree was geconcentreerd op de ‘kop’ van het eiland Goeree-Overflakkee, omsloten door water van het Haringvliet, de Noordzee en Grevelingen. In de dijken en duinen werd een keten van stellingen gebouwd om een geallieerde aanval vanuit zee af te slaan. In het oosten was ter hoogte van Stellendam de landverbinding met Overflakkee het smalst, reden waarom hier het Landfront lag. Veel had dit echter niet om het lijf, want Goeree had voor de Duitsers een lage prioriteit. Een landing achtten ze onwaarschijnlijk omdat er geen steden, havens of industrie én geen verbindingen met het achterland waren waardoor de aanvaller snel op het eiland ‘gevangen’ zou zitten. Dat was terug te zien in de uitbouw: relatief veel bakstenen bunkers en minder bouwwerken van gewapend beton. In het laatste oorlogsjaar zijn grote delen van Overflakkee onder water gezet. Inundatie zorgde ervoor dat de Duitsers minder grondgebied hoefde te verdedigen. Ze pasten deze verdedigingstactiek in de laatste oorlogsmaanden binnen veel verdedigingslinies toe, ook in het binnenland.
Stützpunktgruppe Ooltgensplaat
Dit verdedigingsgebied lag deels in Zuid-Holland, deels in Brabant. Het Volkerak, een brede zeearm, vormde de grens tussen de beide provincies. De hier aanwezige oversteekmogelijkheid en de doorgang tot het Hollands Diep waren de reden van een kleine concentratie van steunpunten op beide oevers. De uitbouw beperkte zich voornamelijk tot dunwandige bouwwerken en veldversterkingen. De Brabantse zijde werd begin 1944 onderdeel van de Stützpunktgruppe Dinteloord, een groot verdedigingsgebied in de noordwesthoek van deze provincie. Bij Ooltgensplaat werden de steunpunten enige tijd verlaten totdat in het najaar van 1944 de geallieerden in Brabant oprukten en de grote rivieren bereikten. Vanaf november vormde het water de grens tussen bevrijd en bezet gebied. Langs de zuidoostzijde van Overflakkee bouwde de Wehrmacht er in allerijl een reeks stellingen van hout en aarde bij.
Stützpunktgruppe Moerdijk
Van alle in het binnenland gelegen verdedigingsgebieden was die bij de Moerdijkbruggen van de meeste St-bunkers voorzien. De noordoever kreeg dertien exemplaren, de zuidoever acht. Deze bunkers kwamen nabij de Nederlandse kazematten uit het eind van de jaren 30 te liggen. Op twee remises voor pantserafweergeschut na waren het allemaal onderkomens voor tien of twintig manschappen. Meer dan tien lichte luchtdoelkanonnen voorkwamen directe luchtaanvallen op de auto- en spoorbaanbrug over het Hollands Diep. In de meidagen van 1940 vochten de Duitsers hard om deze strategisch zeer belangrijke verbinding in bezit te krijgen. Verwoede gevechten vonden opnieuw in oktober en november 1944 plaats, maar dit keer waren het de geallieerden die aanvielen. Ze slaagden er uiteindelijk niet in op de noordzijde een bruggenhoofd te slaan.
Stadtverteidigungsraum Rotterdam
De periferie van dit verdedigingsgebied lag op ruime afstand rondom de havenstad en liep dwars door polders en langs belangrijke vaarwegen. Het werd ook wel aangeduid als Stützpunktgruppe of Stadtverteidigungsbereich. De Nieuwe Maas doorsneed de stad en daarmee het verdedigingsgebied vrijwel horizontaal. Met de klok mee lag de grens aan de noordzijde met een ruime boog door het vlakke poldergebied boven Vlaardingen, Overschie en Hillegersberg. Ten zuiden ging het via landbouwgebied in IJsselmonde richting Heinenoord aan de Oude Maas. De Oude Maas vormde een natuurlijke barrière die ten zuidwesten van Waalhaven en Hoogvliet handig voor de verdediging werd benut. Langs deze verdedigingsring rond Rotterdam lagen tientallen kleine infanteriestellingen, mijnenvelden en andere versperringen. In het gebied stonden verder zes zware Flak-batterijen om de activiteiten van de Kriegsmarine in de havens te beschermen tegen luchtaanvallen. Desondanks waren bombardementen eerder regelmaat dan uitzondering. Behalve tientallen kleinere Luftschutzbunker voor de bevolking stonden er voor het marine- en havenpersoneel zes enorme exemplaren van gewapend beton nabij ligplaatsen en de belangrijke scheepswerf Wilton-Feijenoord. Daarnaast bouwde de bezetter bij Waalhaven een enorme Schnellbootbunker en een torpedo-, munitie-, olie- en transformatorbunker. De stellingen voor lucht- en grondverdediging bleven daarentegen tot het eind van de oorlog beperkt tot veldwerken in het overwegend open gebied rondom de stad.
Stützpunktgruppe Dordrecht
Stützpunktgruppe Dordrecht dankt haar bestaan aan het divisiehoofdkwartier van de 719. Infanterie Division dat met vijf St-bunkers in park Merwestein was gevestigd. De divisie voerde bevel over het Küsten Verteidigungs Abschnitt tussen Den Haag en de Ooster-, en later Westerschelde. Medio september 1944 trok het opperbevel van de 15. Armee in de bunkers en leidde tot november van daaruit gevechtsoperaties tegen de oprukkende geallieerden in Noordwest-Brabant. De geallieerden kregen lucht van deze belangrijke locatie. Op 24 oktober 1944 volgde een zwaar bombardement op het hoofdkwartier waarbij niet alleen een onbekend aantal Duitse militairen, maar ook tientallen burgerslachtoffers vielen. De stad wordt op kaarten afwisselend als Stützpunkt of Stützpunktgruppe aangeduid.
Overige verdedigingsgebieden
Na de geallieerde landing in Normandië in juni 1944 en de daaropvolgende intensivering van de kustverdediging kwamen er in Zuid-Holland een aantal kleine verdedigingsgebieden bij. Langs de linie in het binnenland die een doorbraak van de Atlantikwall moest opvangen, de Vordere Wasserstellung, ontstonden Stützpunkt Woubrugge, Alphen, Boskoop, Waddinxveen en Gouda. Elk bestond uit verschillende bij elkaar gelegen kleine stellingen. Terwijl voorheen de term Stützpunkt voorbehouden was aan één steunpunt, kreeg het hier de invulling van een Stützpunktgruppe. Behalve verdedigingsgebieden zijn er ook verschillende, soms geïsoleerde, steunpunten en bunkers meer landinwaarts in de provincie, zoals telefoonknooppunten in Leiden, Delft en Zoetermeer, vliegveld Ypenburg en peil- en afluisterstations bij Schipluiden en Maassluis. Ook zijn er talloze tijdelijke steunpunten en locaties geweest waar eenheden van de Wehrmacht zich voor korte of langere duur ophielden, soms met aanduidingen als Stadtverteidigungsstellung Delft of Zitadelle Leiden. Ten slotte was er nog het Neue Landfront, een zwakke verdedigingslinie bestaande uit veldversterkingen, schuttersputten, loopgraven, prikkeldraadversperringen en tankgrachten die op ongeveer tien kilometer uit de kust werd aangelegd als rugdekking voor de Atlantikwall.