
Hongerwinter?
Voor de Hollandse bevolking is de winter van 1944-1945 zwaar. Er is tot aan de bevrijding in mei een tekort aan alles, maar vooral aan voedsel en brandstof voor fornuizen en kachels. In de steden zoals Den Haag is de honger het grootst. Steeds meer mensen zijn op de gaarkeukens aangewezen om de ergste honger te stillen. Het is geen vetpot en de stedelingen trekken naar het platteland om eten te halen, vaak in ruil voor dure en waardevolle bezittingen. Velen lukt dit niet en hulp komt te laat. Als gevolg van de Hongerwinter sterven er in Nederland uiteindelijk meer dan twintigduizend mensen.
Duitse militairen krijgen tijdens de laatste oorlogswinter ook met tekorten te maken maar de gevolgen zijn niet zo groot. De mannen worden op rantsoen gezet en geen van hen raakt zo ondervoed dat hij van de honger sterft. Voor sommige eenheden is het in de winter van 1944-1945 zelfs alsof er helemaal geen tekorten zijn, zoals voor een van de Hermann Göring-regimenten tijdens zijn periode in het Westland en Den Haag. Een stafonderdeel houdt in januari 1945 in de SS-Polizeikaserne (de latere Prinses Julianakazerne) in de Hofstad nog gewoon een feestelijke stafavond waar het aan niets ontbreekt. Alle aanwezigen zitten in de zaal aan lange tafels waar onder het genot van koffie, wijn en een goede maaltijd muziek- en toneelstukken worden opgevoerd. De sfeer is uitgelaten en staat in schril contrast tot de werkelijkheid buiten. Burgers merken de uitzonderlijke situatie ook op. Een verzetsman uit het Westland, J. G. de Ridder, vat de uitbundige sfeer van deze eenheid na de oorlog passend samen: ‘Het is om razend te worden, te vernemen, dat in de steden velen bezwijken aan ondervoeding, terwijl de moffen […] voorraden opgeslagen hebben, die een ieder zouden doen watertanden’. De foto laat zien dat er geen woord van zijn schrijven is gelogen.
In 1945 komt de kazerne in Nederlandse handen en vindt in dezelfde zaal onder andere de opheffingsplechtigheid van de Prinses Irenebrigade plaats. Prins Bernhard is hierbij aanwezig en zit tijdens de receptie op dezelfde stoelen en aan dezelfde tafel als deze Duitse militairen op hun stafavond. De kazerne blijft tot 2016 in handen van het ministerie van Defensie en is inmiddels herontwikkeld tot wooncomplex.