Kostbaar bezit
Een groepje Duitse militairen verlaat per dienstfiets fort Noorddijk bij Nieuwenhoorn. Omdat in hun eigen land mensen de fiets vooral gebruiken om snel van A naar B te komen, verbazen ze zich erover dat de Hollanders in een langzaam tempo voor hun plezier fietsen. Dit recreatieve gebruik verandert tijdens de oorlog echter al snel. Vanwege het brandstofgebrek is de Nederlandse bevolking noodgedwongen massaal aangewezen op de tram, fiets, paard-en-wagen of de benenwagen, waarbij vooral het stalen ros het vervoermiddel bij uitstek wordt. Makkelijk is dat niet. De verplichte verduisteringsmaatregelen op straat zorgen voor ongelukken in het pikkedonker, want ook de fietslamp moet tot een spleetje worden afgeplakt. Bovendien maakt de schaarste aan rubber, belangrijk voor de Duitse oorlogsindustrie, dat de prijs van fietsbanden oploopt. Op de zwarte markt kost een set goede banden al snel honderden guldens. Houten banden van de firma Bruynzeel zijn als alternatief ook maar beperkt verkrijgbaar en bovendien zeer oncomfortabel over de Hollandse klinkers en kasseien. Als in 1942 de fiets als geheel op de bon gaat vindt steeds meer diefstal plaats. De autoriteiten verbieden daarom dat er ‘s avonds fietsen op straat worden achtergelaten. Tot overmaat van ramp laten de Duitsers dat jaar hun oog op dit schaarse goed vallen om hun troepen mobieler te maken. In juni krijgen de Joodse inwoners als eerste te maken met fietsvorderingen en de maand erna wordt als doel gesteld honderdduizend rijwielen onder de gehele Nederlandse bevolking in beslag te nemen om elke Duitse militair mobiel te maken. Haast niemand geeft daar vrijwillig gehoor aan, zodat de bezetter overgaat tot fietsenrazzia’s. Mensen met maatschappelijk belangrijke beroepen zoals geestelijken, artsen, apothekers, bakkers, slagers en kruideniers krijgen een vrijstellingsbewijs. De vorderingen stoppen echter al snel vanwege de commotie en haat die de maatregel veroorzaakt onder de bevolking. Het Duitse gezag was beducht de maatschappij te veel te ontwrichten. Uiteindelijk confisqueerden ze ruim vijftigduizend fietsen, ‘slechts’ 2,5 tot 3 procent van het totaal aantal fietsen in ons land. Ondanks dit ‘geringe’ aantal blijft de fietsenvordering tot op de dag van vandaag een daad die in het collectieve geheugen is gegrift. Nadat de militairen hun exemplaren in ontvangst krijgen schilderen ze de verchroomde onderdelen, zoals de bel en de lamp, in een donkere kleur zodat ze niet opvallen in het donker. Ook monteren ze als het even kan een brede bagagedrager voor hun bepakking. Weinig fietsen kwamen na de oorlog nog terug bij hun rechtmatige eigenaar.