Schuilplaatsen

In het voorjaar van 1941 zijn een paar Hollandse arbeiders aan het werk bij een langwerpige constructie van bakstenen. Het is een schuilplaats binnen een barakkenkamp van de Kriegsmarine bij de haven van Ridderkerk. Het gros van het metselwerk zit erop en alleen de scherfmuren van de ingangspartijen moeten nog worden afgemaakt. De schuilplaats is geen onnodige luxe naast de houten manschappenbarakken, die erg kwetsbaar zijn tijdens een luchtaanval. Vooral de haven en grote aantal barakken vallen vanuit de lucht op en vormen daardoor een makkelijk doelwit voor geallieerde vliegers. Het is voor de Duitse krijgsmacht echter onmogelijk om overal bunkers te bouwen met metersdikke muren van gewapend beton die bescherming bieden tegen zware bommen. Er werden daarom al voor de oorlog dit soort Luftschutzbunker gebouwd op locaties waar veel personeel aanwezig is, zoals kazernes, hoofdkwartieren en opleidingskampen. Ook bij belangrijke civiele terreinen zoals ziekenhuizen, fabrieken en stations komen soortgelijke bouwwerken te staan.

Tijdens de oorlog bestaan er vele verschillende soorten schuilplaatsen die benamingen krijgen als Luftschutzkeller, –raum en Deckungsgrabe. Ze hebben allemaal hetzelfde doel, namelijk het beschermen van mensen tegen mitrailleurvuur van jachtvliegtuigen, en tegen rondvliegende granaatscherven en neervallend puin als gevolg van explosies. Net zoals de bakstenen schuilplaats op de foto zijn de meeste niet bestand tegen een directe treffer door een vliegtuigbom of granaat. Daar is een metersdik gewapend betonnen dak voor nodig. Het bouwwerk in het barakkenkamp is een standaardontwerp dat in verschillende variaties is gebouwd. Het bestaat uit twee naast elkaar gelegen langgerekte gangen met een gewelfd plafond. Een tongewelf kan veel druk weerstaan en is in de Romaanse bouwkunst veel gebruikt. Je ziet voor de rechter ingang een houten mal liggen voor het maken van het plafond. De gangen zijn opgedeeld in meerdere afsluitbare compartimenten en aan de kopse kanten bevinden zich vaak ‘uitbouwtjes’ die als latrine worden gebruikt. De inrichting is verder minimaal omdat mensen er slechts kortstondig moesten schuilen. Veel bouwwerken zijn daarom niet aangesloten op het stroomnet hebben slechts houten planken om op te zitten. De werklieden hebben het bouwwerk deels onder het maaiveld aangelegd en zullen de rest van het bovengrondse deel van de gewelven met grond bedekken om het nog beter bestand te maken tegen kogels, bomscherven en stukken rondvliegend puin. Soms wordt er nog een laag cement in het middendeel tussen beide gewelven gekiept. De rijplank om met kruiwagens het dak op te lopen is op de foto niet te missen. De gresbuizen die uit het gewelf naar buiten steken zijn bedoeld voor de toevoer van frisse lucht en geven een goede indicatie van de dikte van de aan te brengen grondlaag. Uiteindelijk moesten grasplaggen of ingezaaid gras het bouwwerk zoveel mogelijk aan het zicht onttrekken.

Geraadpleegde bronnen:
Hampe, E., Der Zivile Luftschutz im Zweiten Weltkrieg: Dokumentation und Erfahrungsberichte über Aufbau und Einsatz (Frankfurt am Main, 1963).
Reichsminister der Luftfahrt und Oberbefehlshaber der Luftwaffe, Bestimmung für den Bau von Deckungsgräben: Fassung März 1943 (Berlin, 1943).

Meer foto’s in: Bunkers & stellingbouw