Transportkolonne
Een transportkolonne staat stil op de Leidseweg in Voorschoten, naast de oude trambaan van de Blauwe Tram. Achter de voorste soldaat op het paard is een typische paal van de bovenleiding zichtbaar. In de regio spreekt de bevolking vanwege de gele of donkerblauwe kleur van de trams ook wel over de Blauwe en Gele Tram. De eerstgenoemde was destijds een lijndienst van de Haagsche Tramweg-Maatschappij (HTM) van Leiden via Wassenaar naar Den Haag. De tweede was van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maatschappij (NZHTM), die de Leidse stadstram beheerde en een lijn van Haarlem via Voorschoten naar Scheveningen onderhield. De ruiter die de kolonne aanvoert staat op de plek waar tegenwoordig de Mozartlaan uitkomt op de Leidseweg. De trambaan bestaat niet meer en is nu een groenstrook, de huizen aan de rechterkant van de straat staan er nog steeds. Links op de achtergrond is de Sint Laurentiuskerk van Voorschoten zichtbaar.
In tegenstelling tot de geallieerden is het Duitse leger vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog voor de logistiek grotendeels afhankelijk van paard-en-wagens. Ze zijn enerzijds onmisbaar omdat de industrie niet voldoende gemechaniseerde voertuigen kan leveren en anderzijds is er een groeiend brandstoftekort. Bij het uitbreken van de oorlog beschikt een infanteriedivisie van bijna zeventienduizend manschappen standaard over 5.375 paarden en 895 (huif)karren. Ook de kanonnen worden grotendeels voortgetrokken door paarden. Huifkarren vervoeren munitie, wapens, proviand, kleding en uitrusting van treinstations en depots in het achterland naar de gevechtstroepen. Vanuit de talloze soorten vooroorlogse houten karren ontwikkelt de Wehrmacht enkele basistypen die eenvoudig naar de wensen van de troepen kunnen worden aangepast. De toepassingen waren legio, van veldbakkerijen tot gewondentransport. De bijna vier meter lange leichter Heeres Feldwagen met een inhoud van 1,3 kuub weegt leeg 610 kilo en kan 750 kilo lading vervoeren. Zoals op de foto zichtbaar is kan hierover een doek worden gespannen tegen de regen. De bok voor de menner was tegelijkertijd haverkist voor het tweespan dat de kar voortrekt. De karren worden aan alle fronten ingezet en krijgen een binnen de omgeving passende camouflagekleur. De Wehrmacht krijgt in 1944 met dusdanig grote verliezen te maken dat nog maar een op de zes divisies gemotoriseerd is. Uit nood stijgt de productie van kleine en grote Feldfahrzeugen naar honderdvijftigduizend, twintigduizend meer dan het jaar ervoor. Maar het hoge aantal nieuwe karren kan het verlies aan transportcapaciteit niet meer compenseren.